De Uitkeringsregeling Chroom-6 Defensie is evenwichtig en voldoende ruimhartig. Ook sluit de regeling aan bij soortgelijke regelingen en bij het aansprakelijkheidsrecht. Dit is de belangrijkste conclusie van het eindrapport van de Commissie Heerma van Voss dat vandaag is overhandigd aan staatssecretaris Christophe van der Maat. De commissie onderzocht de regeling, de verschillen tussen de POMS-locaties en de overige Defensielocaties en de mogelijke consequenties van een eventuele uitbreiding van de regeling.
In 2014 kreeg Defensie signalen van (oud-)medewerkers die vermoedden ziek te zijn geworden door het werken met chroomverf en CARC. Het ging hierbij onder meer om (oud-)medewerkers van voormalige Amerikaanse opslagplaatsen (POMS-sites). Defensie gaf daarop het onafhankelijke onderzoeksinstituut RIVM opdracht onderzoek te doen.
Op grond van dit onderzoek heeft Defensie erkend dat in het verleden haar medewerkers te weinig bescherming is geboden bij het werken met gevaarlijke stoffen, in het bijzonder chroom-6. In 2018 heeft de toenmalige staatssecretaris in overeenstemming met de vakbonden de Uitkeringsregeling chroom-6 Defensie in het leven geroepen voor de POMS-locaties. Deze regeling is in 2021 uitgebreid voor alle defensielocaties. In 2021 is op verzoek van de Tweede Kamer een Commissie Uitkeringsregeling chroom-6 Defensie ingesteld.
Deze Commissie Heerma van Voss kreeg 3 opdrachten. De eerste opdracht was het vergelijken van de Uitkeringsregeling met het wettelijk kader, vergelijkbare regelingen en het rapport van de Commissie Vergemakkelijking Schadeafhandeling Beroepsziekten (Commissie Heerts). Hier deed de commissie Heerma van Voss in september 2021 verslag van. Over de andere twee opdrachten rapporteert de commissie nu.
Evenwichtig
De commissie concludeert dus dat de regeling evenwichtig is. Ook vindt de commissie de uitbreiding van de regeling naar andere locaties dan de POMS-locaties gerechtvaardigd.
Onder (oud-)medewerkers is onvrede vanwege de lange duur van het onderzoek en de beperkte reikwijdte van de regeling. De commissie merkt hierbij op dat de regeling niet bedoeld is om alle problemen definitief op te lossen, maar om in de duidelijke gevallen snel uitkeringen te verstrekken. Daarnaast kan voor hogere of andere vorderingen een claim worden ingediend bij Defensie.
Vasthouden aan causaal verband ziekte en werk
Een van de uitgangspunten van de regeling is dat er sprake moet zijn van een causaal verband tussen een opgelopen ziekte en het werk. De commissie concludeert dat aan dit uitgangspunt moet worden vastgehouden, ook al is door de gemeente Tilburg een ruimere regeling getroffen bij een re-integratieproject op een NS-terrein. Dit uitgangspunt sluit aan bij de algemene regeling van het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht.
Het loslaten van dit uitgangspunt is bij Defensie met haar veel grotere personeelsbestand en variëteit aan functies moeilijker te rechtvaardigen. Het zou leiden tot talloze afbakeningsproblemen, discussies, rechtsongelijkheid ten opzichte van soortgelijke situaties en onoverzienbare financiële consequenties.
De commissie vindt wel dat het Defensiebeleid rond het werken met gevaarlijke stoffen nog beter moet worden uitgewerkt en meer bekendheid moet krijgen. Verder doet ze een aantal aanbevelingen om kleinere knelpunten in de regeling aan te pakken en de uitvoering transparanter te maken. De staatssecretaris stuurt begin 2023 een reactie op het rapport naar de Tweede Kamer.
Bron: defensie.nl